Studieschuld is niet verknocht

23 februari 2020

Is een studieschuld wel of niet verknocht? De rechtbank besliste in een echtscheidingsprocedure dat beide echtgenoten draagplichtig zijn voor de studieschuld van de man. De schuld valt gewoon in de gemeenschap van goederen, waardoor ieder de helft van de studieschuld moet voldoen.

De vrouw is het met die uitspraak niet eens en zij gaat in hoger beroep. Het Gerechtshof in Amsterdam heeft hierover in 2019 uitspraak gedaan.

Hoger beroep: Studieschuld is niet verknocht

De vrouw stelt in het hoger beroep dat zij er pas tijdens het huwelijk achter is gekomen dat de man een studieschuld had. De man heeft haar toen beloofd dat hij deze schuld zou dragen. De man mag niet eenzijdig op deze afspraak terugkomen, zo meent de vrouw. Bovendien heeft de man het aan zichzelf te wijten dat hij in de problemen is gekomen, waardoor hij de studie niet heeft afgerond en hij ontvangen studiefinanciering moest terugbetalen.

Gelijke draagplicht voor de studieschuld?

De vrouw heeft nog een tweede ijzer in het vuur: zij wijst op een uitspraak van de Hoge Raad uit 2012 waarin een uitzondering werd gemaakt op de hoofdregel dat iedere echtgenoot de helft moet voldoen van een gemeenschappelijke schuld. De vrouw zegt dat haar situatie vergelijkbaar is: zij zijn kort gehuwd geweest, hebben kort samengewoond, hadden geen gezamenlijke bankrekeningen en de schuld is voor het huwelijk gemaakt zonder dat de vrouw daarvan voor het huwelijk op de hoogte is gesteld. Ook speelt mee dat de man nu een gevangenisstraf uitzit, waardoor het vertrouwen van de vrouw is beschaamd, aldus de vrouw.

Argumenten van de man

De man betwist dat de vrouw pas tijdens het huwelijk bekend werd met het bestaan van de studieschuld. Hij stelt dat beide partijen tijdens het huwelijk studeerden en dat zij dat natuurlijk van elkaar wisten. Toen stond nog niet vast dat de man een bedrag moest terug betalen.
De vrouw deed bovendien de administratie van beide partijen. Zo verzorgde zij ook voor de man de belastingaangifte. Op die manier kan het niet anders dan dat zij op de hoogte was van de schuld.

Ook betwist de man dat hij met de vrouw heeft afgesproken dat hij deze schuld voor zijn rekening zou nemen.
De man ziet geen reden om van de hoofdregel af te wijken dat beide partijen in gelijke mate draagplichtig zijn.

Gerechtshof: dat de man zou betalen, is niet aangetoond

Het hof overweegt als volgt. Het beroep van de vrouw op het bestaan van een afspraak dat de man de schuld voor zijn rekening zou nemen faalt vanwege het feit dat de man het bestaan van deze afspraak betwist. De juistheid van de stellingen van de vrouw blijkt niet  uit de stukken blijkt en de vrouw heeft geen bewijsaanbod gedaan. De gestelde afspraak is in rechte dus niet komen vast te staan.

Gerechtshof: niet afronden van studie maakt de studieschuld niet verknocht

De stelling dat de schuld aan de man is verknocht omdat het aan hemzelf te wijten is dat hij zijn studie niet heeft afgemaakt, faalt eveneens. De beantwoording van de vraag of een schuld, wegens het hoogstpersoonlijk karakter daarvan, in afwijking van de hoofdregel van aan een van de echtgenoten is verknocht en dus niet in de gemeenschap valt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder met name de aard van die schuld, zoals deze mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald. Daarvan zal slechts in bijzondere omstandigheden sprake zijn. De enkele stelling dat het aan de man zelf te wijten is dat hij zijn studie niet heeft afgemaakt, is naar het oordeel van het hof onvoldoende om de studieschuld als verknocht aan te merken.

Gerechtshof wijkt ook niet af van de gelijke draagplicht

De vrouw verzoekt ten slotte, zo begrijpt het hof, af te wijken van de regel met betrekking tot de draagplicht van schulden. Ingevolge artikel 1:100 BW hebben echtgenoten een gelijk aandeel in de ontbonden goederengemeenschap. Een afwijking van deze regel is niet geheel uitgesloten. Een afwijking is echter alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden mogelijk. Het moet dan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn dat de ene echtgenoot zich jegens de andere beroept op een verdeling bij helfte.

Geen uitzonderlijk geval

Naar het oordeel van het hof is in deze zaak geen sprake van een uitzonderlijk geval. Dat partijen een periode niet hebben samengewoond, is het gevolg van het ongeval dat de man is overkomen en de langdurige verzorging die hij daarna nodig had.
De duur van het huwelijk en het niet hebben van een gemeenschappelijke bankrekening zijn niet evenmin uitzonderlijke omstandigheden.
De gevangenisstraf die de man aan het eind van het huwelijk opgelegd heeft gekregen, heeft niets te maken met de studieschuld. Het hof neemt hierbij ook in aanmerking dat de vrouw niet heeft betwist dat de man, net zoals zij zelf, studeerde. Evenmin heeft zij betwist dat de studiefinanciering die de man ontving, een lening was die pas op het moment van afstuderen in een gift kon worden omgezet.

Een andere uitspraak over afwijking van de gelijke draagplicht heeft de Hoge Raad in 2013 gewezen.